BTW bij onteigening en grondverwerving

Uitspraken over BTW in onteigeningsprocedures zijn schaars. Dit terwijl in de praktijk toch geregeld discussie is over de vraag of sprake is van een met BTW belaste levering. De uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 maart 2018 (ECLI:NL:RBGEL:2018:1807) is één van die schaarse voorbeelden.

Harselaar

De gemeente Barneveld vorderde de onteigening ter realisatie van een ontsluitingsweg (“de slinger”) ten behoeve van de bedrijventerreinen Harselaar-Driehoek en Harselaar Zuid Fase 1a. Het betrof voormalige  agrarische grond die inmiddels in handen was van twee vennootschappen, aangekocht met de bedoeling daar in de toekomst een bedrijfsbestemming te realiseren.

Aan het einde van de procedure brachten de onteigenden naar voren dat het erop lijkt dat zij aanspraak hebben op vergoeding van de BTW over de declaraties van de ingeschakelde bijstand. De gemeente heeft hiertegen aangevoerd dat in het onderhavige geval sprake is van levering van een bouwterrein in de zin van de Wet Omzetbelasting en daarmee een met BTW belaste levering.

BTW bij bouwterrein

Als een bouwterrein kwalificeert onbebouwde grond die kennelijk bestemd is om te worden bebouwd met een of meer gebouwen of een gedeelte van een gebouw. Onder een gebouw moet ingevolge art. 11 lid 3 onderdeel a Wet OB 1968 (alsook art. 12 lid 2 Btw-richtlijn) worden verstaan ‘ieder bouwwerk dat vast met de grond is verbonden’. Uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 1995/96, 24 703, nr. 3) volgt dat ‘bouwwerk’ ruim moet worden geïnterpreteerd en ook bijvoorbeeld wegen onder het begrip ‘gebouw’ vallen.

Daarmee is volgens de gemeente in onderhavig geval sprake van een met BTW belaste levering. De rechtbank volgt de gemeente in dit betoog. Op grond hiervan dient de gemeente 21% over de werkelijke waarde van het onteigende aan de onteigenden als schade te vergoeden. De BTW over de kosten van deskundige en juridische bijstand kan door de onteigenden worden verrekend en komt dus niet voor vergoeding in aanmerking.

Verhouding eerder arrest BTW deskundigenkosten

Onderhavige situatie is gelet op het voorgaande anders dan het geval waarover de Hoge Raad bij arrest van 1 april 2016 (ECLI:NL:HR:2016:531) heeft geoordeeld. Wij bespraken dit arrest al eerder op dit blog. In dit arrest oordeelt de Hoge Raad als volgt:

“De rechtsovergang van een goed tegen betaling van een vergoeding ingevolge een vordering door of namens de overheid, geldt op grond van art. 3 lid 1, onder d, Wet OB voor de heffing van omzetbelasting als een levering van een goed. Een ondernemer wordt in dat geval geacht een belastbare handeling te verrichten. In cassatie is niet in geschil dat de rechtsovergang van het onteigende deel van het perceel als gevolg van de onteigeningsprocedure een van omzetbelasting vrijgestelde levering van een goed is. Het hiervoor in 5.3 overwogene brengt dan met zich dat de omzetbelasting die de bijstandverleners aan [eiser] in rekening hebben gebracht, in het geheel niet op de voet van art. 15 lid 1 Wet OB voor aftrek in aanmerking komt, wanneer hun diensten moeten worden geacht rechtstreeks en onmiddellijk samen te hangen met deze levering (onderstreping RCKA).”

Telkens dient aan de hand van de omstandigheden van het geval te worden beoordeeld of sprake is van een met BTW belaste levering.

Neem bij vragen gerust contact op met één van de advocaten van ons team Grondverwerving of met Edith Dutmer, notaris bij Nysingh.

De gemeente Barneveld werd in onderhavige procedure bijgestaan door Nysingh.

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *