Voorwaardelijke pachtontbinding Hedwigepolder

De Cloedt wil zelf zorgdragen voor de ontpoldering van zijn gronden in de Hertogin Hedwigepolder en verzet zich daarom met een beroep op zelfrealisatie tegen onteigening. Tegen die achtergrond heeft De Cloedt ontbinding van de pacht gevorderd. De rechtbank had die vordering eerder afgewezen, maar het hof ziet wel ruimte voor voorwaardelijke pachtontbinding.

Onteigeningsprocedure

De Staat en De Cloedt zijn al jaren verwikkeld in een onteigeningsprocedure. De Staat heeft onteigening gevorderd van gronden van De Cloedt die nodig zijn voor de realisatie van natuur in de Hertogin Hedwigepolder waartoe ontpoldering zal moeten plaatsvinden. De Cloedt verzet zich tegen die onteigening, onder andere omdat hij bereid en in staat stelt te zijn het werk zelf te realiseren. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 8 juni 2016 (ECLI:NL:RBZWB:2016:3332) de verweren van De Cloedt gepasseerd en de onteigening uitgesproken (zie ook ons eerdere bericht op dit blog hierover). Tegen het onteigeningsvonnis heeft De Cloedt beroep in cassatie ingesteld. De pleidooien zullen op 3 februari 2017 plaatsvinden.

Vordering pachtontbinding door rechtbank afgewezen

Ondertussen heeft De Cloedt ontbinding gevorderd van de pachtovereenkomsten met de pachters in de Hedwigepolder. De pachtkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft bij vonnis van 24 april 2015 de vorderingen van De Cloedt afgewezen omdat hij onvoldoende zou hebben gemotiveerd dat zijn voornemen om de ontpoldering zelf uit te voeren ernstig gemeend, voldoende concreet en uitvoerbaar is en hij, ook financieel, in staat is tot de uitvoering ervan op korte termijn.

Mogelijk alsnog voorwaardelijke pachtontbinding door gerechtshof

Tegen dat vonnis is De Cloedt in hoger beroep gegaan. Daarop heeft de pachtkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden onderzocht of de verwezenlijking van de bestemming (de ontpoldering) voldoende concreet en uitvoerbaar is en De Cloedt daartoe financieel in staat is. In het arrest van 13 december 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:10074) heeft het hof geoordeeld dat aan de eerste vereisten is voldaan en dat De Cloedt zich nader mag uitlaten over de financiering van het project en de rol van de Staat en het Vlaams Gewest daarbij. Indien ook aan dat vereiste is voldaan, zal het hof de vordering tot ontbinding van de pachtovereenkomsten voorwaardelijk toewijzen. Die voorwaarde is dat de pachtovereenkomsten zullen worden ontbonden op het moment dat onherroepelijk vaststaat dat de onteigening (toch) geen doorgang vindt. Daarvan zal sprake zijn indien de Hoge Raad oordeelt dat de noodzaak tot onteigening ontbreekt omdat het werk waarvoor onteigend wordt door De Cloedt zelf zal worden gerealiseerd.

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *