Staatssteun, aankoop ter voorkoming van onteigening?

Bij uitspraak van 16 december 2015 (ECLI:NL:RBNNE:2015:5815) heeft de Rechtbank Noord-Nederland een eindoordeel gegeven in de zaak Harlingen/Spaansen.  In een eerdere bijdrage schreven wij over het tussenvonnis dat in deze procedure is gewezen. In dat tussenvonnis is geoordeeld dat de transactie waarbij de gemeente Harlingen het bedrijfsperceel van Spaansen verwierf staatssteun oplevert. De afgesproken koopprijs werd als niet-marktconform beoordeeld, waarbij het betoog van Spaansen dat geen sprake was van steun omdat de prijs overeenkwam met een volledige schadeloosstelling om onteigening te voorkomen, werd afgewezen. Vervolgens lag nog open de vraag wat van dit oordeel de gevolgen waren voor de overeenkomst. Daarover heeft de rechtbank in dit eindvonnis beslist.

Overeenkomst geheel of gedeeltelijk nietig wegens staatssteun?

Spaansen betoogde (onder meer) dat, nu de overeenkomst volgens de rechtbank staatssteun opleverde, de gehele overeenkomst nietig was. De gemeente meende dat de overeenkomst slechts gedeeltelijk nietig was, namelijk voor zover de overeenkomst de gemeente verplichtte om meer te betalen dan de waarde van hetgeen zij verworven had. Door de rechtbank was al vastgesteld dat dit meerdere bestond uit een bedrag van € 2.250.000,-, waarvan nog een deel van € 2.000.000,- door de gemeente betaald moest worden. Uit het standpunt van de gemeente vloeide dus voort dat Spaansen een bedrag van € 250.000,- zou moeten terugbetalen.

De rechtbank stelt voorop dat de vaststelling dat een steunmaatregel onrechtmatig is tot gevolg heeft dat deze ongedaan moet worden gemaakt teneinde de mededingingsrechtelijke toestand van voor de steunverlening te herstellen. Zo mogelijk dient die ongedaanmaking op de minst bezwarende wijze te geschieden. Vervolgens overweegt de rechtbank dat gedeeltelijke vernietiging van de verplichting tot betaling van de koopprijs, zoals door de gemeente werd voorgestaan, bijdraagt aan het herstellen van de mededingingssituatie van voor de steunverlening en daartoe de minst bezwarende maatregel is om de gevolgen van de steunmaatregel ongedaan te maken. Dat vergt feitelijk immers (slechts) terugbetaling van het door Spaansen inmiddels van de gemeente ontvangen bedrag van € 250.000,00, aldus de rechtbank.

Volgens de rechtbank bestaat tussen de koopprijs en de overige inhoud van de koopovereenkomst geen onverbrekelijk verband, zodat er geen aanleiding bestaat om ook andere delen van de overeenkomst voor nietig te houden. Daartoe wordt overwogen dat Spaansen, ook wanneer de koopprijs met een gedeelte van € 2.250.000,- wordt verminderd, een koopprijs ontvangt die in overeenstemming is met de waarde van het terrein in het economisch verkeer. Een gedeelte van de koopprijs ad € 2.000.000,00 zou niet zozeer een tegenprestatie voor de levering van de locatie zijn, maar een vergoeding voor het verplaatsen van de fabriek van Spaansen en meer in het bijzonder een beloning voor het behoud van werkgelegenheid. Er is daarom naar het oordeel van de rechtbank ook in objectieve zin een splitsing te maken tussen het bedrag dat Spaansen heeft bedongen voor het terrein en het bedrag dat Spaansen als tegenprestatie voor de verplaatsing van de fabriek in het vooruitzicht was gesteld. In die omstandigheden kent de rechtbank minder betekenis toe aan de enkele subjectieve stelling van Spaansen dat zij de overeenkomst tegen een lagere prijs niet zou zijn aangegaan. Deze stelling verdraagt zich volgens de rechtbank ook niet goed met het feit dat Spaansen reeds sinds 2003 met diverse partijen gesprekken heeft gevoerd over verkoop van het terrein. De rechtbank meent dat ook na vermindering van de koopprijs met €2.250.000,00 recht wordt gedaan aan de koopovereenkomst en de daarin vervatte bedoelingen van partijen.

Betekenis van de uitspraak

Op het oordeel van de rechtbank valt naar onze overtuiging flink af te dingen. Juist de omstandigheid dat Spaansen kennelijk voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst met andere gegadigden niet tot overeenstemming kon komen vormt een aanwijzing voor het belang dat Spaansen hechtte aan de hoogte van de koopprijs. Kennelijk wilde Spaansen alleen afstand doen van haar eigendom wanneer zij ook een vergoeding voor de verplaatsing van haar onderneming zou ontvangen. Dat ook na vermindering van de koopprijs met €2.250.000,00 recht wordt gedaan aan de koopovereenkomst en de daarin vervatte bedoelingen van partijen lijkt ons op basis van de informatie die in beide uitspraken is terug te vinden nu juist niet aannemelijk..

De rechtbank heeft het verzoek van Spaanssen om haar vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren ingewilligd, hetgeen betekent dat dit vonnis hangende een hoger beroep door de gemeente niet ten uitvoer gelegd kan worden. Over deze kwestie zal daarom het laatste woord nog niet gezegd zijn. Niettemin maakt dit geval nog eens duidelijk dat partijen bij een koopovereenkomst, die een discussie achteraf over de vraag of een transactie onrechtmatige staatssteun oplevert zoveel als mogelijk wensen te voorkomen, er verstandig aan doen om, in het geval onteigening mogelijk aan de orde is, in de koopovereenkomst vast te leggen dat:

  • de aankoop gepleegd wordt ter voorkoming van onteigening en
  • dat de koopprijs bestaat uit een volledige schadeloosstelling op basis van de Onteigeningswet.

Dit artikel is geschreven in samenwerking met Ekram Belhadj.

 

 

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *