Geen vergoeding kosten bewindvoerder

In een onteigeningsprocedure bij de rechtbank Noord-Nederland kwam aan het einde van de procedure aan de orde de vergoeding van de door de onteigende gemaakte kosten van rechtsbijstand en andere deskundige bijstand. Bijzonder in dit geval was dat de onteigende in de schuldsanering zat en om die reden werd vertegenwoordigd door een bewindvoerder en een advocaat. De vraag diende zich aan of de kosten van de bewindvoerder ook voor vergoeding door de onteigende overheid in aanmerking kwamen. Die vraag is door de rechtbank in het vonnis met nee beantwoord.

Uitgangspunten

Ingevolge artikel 50 Onteigeningswet (Ow) geldt als uitgangspunt dat de door een partij gemaakte (preprocessuele) kosten en proceskosten voor volledige vergoeding in aanmerking komen, voor zover het redelijk was die kosten te maken en voor zover die kosten binnen een redelijke omvang zijn gebleven. De kosten wegens de door de onteigende zelf aan de procedure bestede tijd komen echter niet voor vergoeding in aanmerking (zie HR 3 januari 2001 ECLI:NL:HR:2001:AA9973 – Baris/NS Railinfrabeheer).

Oordeel rechtbank

Over de kosten van bewindvoerder overweegt de rechtbank dat de door de bewindvoerder gemaakte kosten niet vallen onder de schade die de onteigende rechtstreeks en noodzakelijk lijdt door het verlies van (een deel van) zijn onroerende zaak. De kosten die de bewindvoerder hebben weliswaar te maken met de onteigeningsprocedure, maar zijn het gevolg van de schuldsaneringsregeling die op onteigende van toepassing is verklaard. Indien geen schuldsaneringsregeling van toepassing zou zijn verklaard, zou de onteigende deze kosten immers zelf hebben gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de kosten van de bewindvoerder gelijk moeten worden gesteld aan de eigen kosten van de onteigende en daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dit lijkt ons een juiste benadering.

Het is overigens opvallend dat de kosten van rechtsbijstand gemaakt door de in de procedure tussengekomen hypotheekhouder niet worden vergoed conform de dubbele redelijkheidstoets van artikel 50 Ow. De rechtbank vergoed deze kosten conform het standaard liquidatietarief, welke vergoeding veelal aanzienlijk lager uitvalt dan de werkelijk gemaakte kosten. Uit de uitspraak blijkt geen specifieke reden hiervoor. Het zou kunnen dat door de hypotheekhouder geen opgave heeft gedaan van de gemaakte kosten, zodat de rechtbank aanleiding heeft gezien zich dan maar op het liquidatietarief te baseren.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *