Bewegingsruimte minnelijk overleg

Discussie over de bewegingsruimte in het minnelijk overleg, het al dan niet overleggen van het taxatierapport en of een reactie op laatste aanbod noodzakelijk is.

De gemeente Kaag en Braassem vordert de vervroegde onteigening van een agrarisch bedrijf ter realisatie van woningbouw. Gedaagde voert verweer en stelt dat de gemeente onvoldoende serieus heeft onderhandeld en te weinig compensatiegrond aangeboden heeft. De rechtbank Den Haag gaat gezien de uitspraak van de rechtbank van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RBDHA:2016:11711, gepubliceerd op 30 september 2016) niet mee in de stellingen van gedaagde dat onvoldoende serieus gepoogd zou zijn om tot een regeling in der minne te komen.

Geen te verwaarlozen formaliteit

De gemeente heeft voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding getracht het agrarisch bedrijf in der minne te verkrijgen. In de procedure heeft de gemeente het logboek van deze onderhandelingen overgelegd.

De rechtbank overweegt dat de gemeente, gezien de op haar rustende verplicht op grond van art. 17 Onteigeningswet (Ow) om een rechtsgeding zo mogelijk te vermijden, in het minnelijk overleg niet te werk mag gaan alsof dit voorschrift een te verwaarlozen formaliteit betreft.

Wel/geen bewegingsruimte

In dit geval heeft de gemeente volgens de rechtbank aan haar verplichting voldaan. De rechtbank overweegt:

“Anders dan [gedaagde 1 c.s.] meent gaat de verplichting in artikel 17 Ow niet zo ver dat van de onteigenaar verlangd kan worden dat zij, indien partijen niet tot elkaar kunnen komen, haar bod verhoogt of andere bewegingsruimte zoekt in het kader van de onderhandelingen. Daarbij merkt de rechtbank ten overvloede op dat de gemeente deze bewegingsruimte wel heeft gezocht door naast een schadeloosstelling in geld ook een grondruil met een aanvullend geldbedrag voor te stellen. Dat volgens [gedaagde 1 c.s.] deze grondruil dezelfde waarde vertegenwoordigt als het bedrag dat de gemeente al aanbood, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders.”

Overleggen taxatierapport?

De rechtbank is het niet met de gedaagde eens dat de gemeente het taxatierapport van haar deskundige had moeten overleggen. Gelet op de plicht uit art. 17 Ow is het volgens de rechtbank in algemene zin als wenselijk te beschouwen dat partijen elkaar over en weer inzicht geven in de feiten en omstandigheden waarop zij hun standpunt baseren, maar zij kunnen niet (eenzijdig) worden verplicht om hun taxatierapport over te leggen. In deze procedure stelt de rechtbank bovendien vast dat overleg heeft plaatsgevonden tussen de deskundigen van beide partijen en ook dat draagt bij aan het oordeel van de rechtbank dat voldoende is gebleken van serieuze onderhandelingen.

In het minnelijk overleg is vaker discussie over de vraag of de onteigenende overheid het taxatierapport moet overleggen of niet. Eerder bespraken wij op dit blog een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waaruit volgt dat de Wet openbaarheid bestuur (Wob) hiertoe niet verplicht.

Geen reactie

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het feit dat op het laatste bod van gedaagde geen reactie meer is gekomen, niet maakt niet dat de gemeente geen serieuze poging heeft gedaan om het onteigende minnelijk te verwerven. In het licht van de voorgeschiedenis van de onderhandelingen en het daaruit blijkende standpunt van gedaagde kon de gemeente volstaan met een laatste brief tussen het KB en de dagvaarding om te voldoen aan haar verplichting uit artikel 17 Ow.

De formulering in de uitspraak is niet helemaal gelukkig, maar bedoeld lijkt te zijn dat de gedaagde niet meer op het laatste aanbod van de gemeente heeft gereageerd. Het is niet duidelijk of de gemeente nog een rappel had verzonden. Waarschijnlijk ten overvloede meld ik dat onteigenende overheid er in de regel goed aan doet op een eventueel tegenbod van de rechthebbende(n) te reageren alvorens tot dagvaarding over te gaan.

Geen onteigeningsvonnis

De rechtbank oordeelt dat de vordering van de gemeente tot vervroegde onteigening voor toewijzing gereed ligt, maar houdt de beslissing omtrent de onteigening aan. De rechtbank vraagt eerst partijen om aan te geven of zij eventuele bezwaren hebben tegen de door de rechtbank beoogde deskundigen. Partijen dienen binnen een week te reageren, onder opgave van hun verhinderdata voor de te plannen descente. De rechtbank geeft aan vervolgens vier weken nadien vonnis te zullen wijzen.

Deze gang van zaken zien we niet vaak terug. Veelal worden partijen informeel benaderd door de griffier over de te benoemen deskundigen en opgave van hun eventuele verhinderdata. Op die manier kan in één en hetzelfde vonnis een oordeel over de onteigening worden gegeven en een datum voor de descente worden bepaald. Een andere manier voor de onteigenaar om de procedure op dit vlak wat te versnellen kan tot slot een verzoek om een vervroegde descente zijn.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *